Riskeer je ook strafrechtelijke sancties als je de Corona maatregelen niet naleeft?

Op 18 maart 2020 verscheen in het Belgisch Staatsblad het Ministerieel besluit houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken. De dringende maatregelen zijn van toepassing van 18 maart 2020 (12 uur) tot en met 5 april 2020.

Strafrecht is een middel om normconform handelen af te dwingen en zo maatschappelijke orde en sociale controle trachten te verwezenlijken. Naast strafrechtelijke sancties bestaan er ook administratieve sanctiemogelijkheden.
Dit nieuwsbericht zal enkel een overzicht geven van de mogelijke strafrechtelijke sancties die (rechts)personen riskeren bij het overtreden van het besluit.

Artikel 10 van het besluit stelt strafbaar: “Inbreuken op de bepalingen van de artikelen 1, 5 en 8”’(Zie http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/besluit/2020/03/18/2020030331/staatsblad) en voorziet straffen zoals bepaald door de Wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid.

Om de toepassing van het strafrecht te vermijden, dient men dus de voorschriften van artikelen 1, 5 en 8 te respecteren. Deze specifieke gedragingen zijn nieuwe misdrijven, terwijl de straffen worden gehaald uit het bestaande wetgevend kader i.v.m. de civiele veiligheid en civiele bescherming. Het is ook dit wetgevend kader dat de mogelijkheid voorziet om dringende maatregelen te nemen.

Overtreders van deze bepalingen riskeren dus strafsancties.

De procureur des Konings van Halle-Vilvoorde verzekerde alvast dat de handhaving van de maatregelen als prioritair worden beschouwd en dat de parketten dit eenvormig zullen vervolgen door het afsluiten van een minnelijke schikking (betaling van een geldsom) of een dagvaarding voor de correctionele rechtbank (https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2020/03/18/wymersch/). Op basis van het Gerechtelijk Wetboek is het echter de minister van Justitie die het strafrechtelijk beleid uitrolt na het advies van het college van de procureurs-generaal.

Het parket heeft dus de keuze tussen een minnelijke schikking (betaling van een geldsom) en een dagvaarding voor de rechter.

Een minnelijke schikking kent dan een gelijkaardig verloop zoals een snelheidsovertreding waarbij de burger een vervolging vermijdt als hij de voorgestelde geldsom betaalt. Dit is mogelijk op voorwaarde dat de overtreding niet heeft geleid tot een zware aantasting van andermans lichamelijke integriteit.

Wanneer het parket beslist om te dagvaarden zal de correctionele rechter de straf bepalen. Voor een natuurlijke persoon heeft de rechter de keuze tussen een gevangenisstraf of een geldboete, maar hij kan ook kiezen om de gevangenisstraf te combineren met een geldboete. De gevangenisstraf is minimaal 8 dagen en maximaal 3 maanden en de geldboete is minimaal 26 euro en maximaal 500 euro. Als een rechter deze geldboete oplegt, wordt die vermenigvuldigd met factor 8 zodat de werkelijke boete tussen 208 euro en 4.000 euro zal liggen voor een natuurlijke persoon. Wat de gevangenisstraf betreft, kan de rechter uiteraard ook een alternatief voorzien zoals een straf onder elektronisch toezicht, werkstraf of autonome probatiestraf.

Een gevangenisstraf kan uiteraard niet worden opgelegd aan een rechtspersoon, daarom zal de rechter via een wettelijk vastgelegde rekensom de geldboete bepalen. In dit geval is het minimumbedrag 500 euro en is het maximumbedrag 6.000 euro. Deze bedragen moeten ook worden vermenigvuldigd met factor 8 zodat de werkelijke boete tussen 4.000 euro en 48.000 euro ligt voor een rechtspersoon.

Het besluit voorziet verder ook nog in een verplichte sluitingsmaatregel voor de niet-essentiële bedrijven waar reeds een overtreding van de voorgeschreven ‘social distancing’ werd vastgesteld en die de regel andermaal niet zouden respecteren.

© Patrick Waeterinckx en Ruben Van Herpe

Deel dit bericht

Terug naar overzicht