Zet Hof van Cassatie met zijn arrest van 8 februari 2022 de deur op een kier voor een afgeleide strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rechtspersoon?

Rechtspersonen zijn naar Belgisch recht op grond van artikel 5 van het Strafwetboek strafrechtelijk verantwoordelijk. Het gaat daarbij om een autonome strafrechtelijke verantwoordelijkheid die losstaat van deze van de natuurlijke persoon. Eenvoudig verwoord, de strafrechtelijke schuld van één of meerdere bestuurders impliceert niet ipso facto meteen ook de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rechtspersoon.

Niettemin is het gedrag van de leden van een rechtspersoon, in het bijzonder van zijn leidinggevenden, wel een belangrijke richtsnoer om na te gaan of er ook op het niveau van de rechtspersoon sprake is van strafrechtelijk verwijtbaar gedrag. Dit kan worden afgeleid uit het gevoerde beleid en het daarmee verbonden gedrag van één of meer al dan niet geïdentificeerde leidinggevenden, het stemgedrag in leidinggevende organen, de organisatie van het risicobeheer met o.a. de wijze waarop beslissingsprocessen verlopen, controleprocedures, een correcte inzet van logistieke middelen en human resources, enz. …

Om de wat complexere rechtspersonen op dit vlak te doorgronden zal zelden het ‘klassieke’ feitenonderzoek volstaan om met naar recht vereiste zekerheid te kunnen vaststellen dat een rechtspersoon een strafrechtelijk verwijt treft. Het is dan ook in de context van het beoordelen van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de ‘complexere’ en/of grote(re) rechtspersonen dat de rechtspraak oordeelde dat zulks specifiek onderzoek vereist (Antwerpen (14de K.) 21 november 2012, arrest nr. C/1821/2012, onuitg. (arrest Spaar Select); Brussel (11de K. (F)) 21 mei 2012, Dr. pén. entr. 2012, 163 (Citi-bank-arrest); Antwerpen (9de kamer) 1 april 2015, arrestnr. C/455/2015, onuitg.; Antwerpen (14de kamer) 25 juni 2015, arrestnr. C/917/2012, onuitg.

Dit alles is intussen goed ingeburgerde en verworven rechtspraktijk.

Op 8 februari oordeelde het Hof van Cassatie echter het volgende: “De morele toerekenbaarheid van een als misdrijf omschreven feit aan een rechtspersoon moet niet steeds het voorwerp uitmaken van een specifiek onderzoek, maar kan blijken uit de gegevens opgeleverd door het algemeen onderzoek naar de feiten. De rechter bepaalt of de hem voorgelegde gegevens volstaan om met kennis van zaken te oordelen over de bedoelde toerekenbaarheid.” (Cass. 8 februari 2022, P.21.1278.N, ECLI:BE:CASS:2022:ARR.20220208.2N.5).

Hierbij rijst de vraag of het Hof van Cassatie oordeelt dat specifiek onderzoek naar de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rechtspersoon niet nodig is. Dit lijkt mij niet de juiste interpretatie te zijn.

Ten eerste is strafrechtelijke verantwoordelijkheid individueel. Om dus iemand te veroordelen moet o.a. bewezen zijn dat het strafrechtelijk gedrag ook aan die persoon verwijtbaar is. Men kan nu eenmaal alleen maar strafrechtelijke verantwoordelijk zijn voor zijn eigen gedrag. Bij rechtspersonen impliceert zulks m.i. dat in veel gevallen de individualisering zal nopen tot specifiek onderzoek dat gericht is op de eigenheid van de rechtspersoon. Dit zal onmiskenbaar het geval zijn voor grote rechtspersonen die dikwijls diverse activiteiten omsluiten die bovendien geografisch zijn verspreid. In dergelijke gevallen zal het ‘algemeen onderzoek naar de feiten’ te kort schieten. Het onderzoek zal zich daarentegen moeten verdiepen in de ingewikkelde structuren en processen van die rechtspersonen om te komen tot een sluitend bewijs van strafrechtelijke schuld.

Ten tweede dringt een voorzichtige lezing van het arrest zich op. De aandacht van de lezer wordt gevestigd op volgende subtiele doch duidelijke bewoordingen (let vooral op de onderstreepte woorden:

  • moet niet steeds het voorwerp uitmaken van een specifiek onderzoek;
  • maar kan blijken uit de gegevens opgeleverd door het algemeen onderzoek naar de feiten;
  • De rechter bepaalt of de hem voorgelegde gegevens volstaan;

Het is m.i. duidelijk dat de feitelijke context determinerend zal zijn in hoeverre een specifiek onderzoek nodig zal zijn om te bepalen of strafrechtelijk gedrag toerekenbaar is aan een rechtspersoon.

In elk geval mag het arrest van 8 februari 2022 m.i. niet zo worden gelezen dat specifiek onderzoek naar de strafrechtelijke verantwoordelijkheid niet nodig zou zijn. Een dergelijke lezing – die overigens niet strookt met de subtiele bewoordingen van het arrest – zou betekenen dat men afglijdt naar een verboden objectieve strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rechtspersoon wat in strijd is met het principe van het schuldstrafrecht.

Patrick Waeterinckx

Deel dit bericht

Terug naar overzicht