Cassatie over strafrechtelijk risicobeheer en delegatie van bevoegdheden

Strafrechtelijk risicobeheer en delegatie van bevoegdheden
Kentering in de cassatierechtspraak? Kunnen bevoegdheden enkel nog gedelegeerd worden bij een samenwerkingsovereenkomst binnen dezelfde onderneming of groep…?[1]
Op 11 januari 2023 sprak het Hof van Cassatie zich uit over de delegatie van bevoegdheden. Patrick Waeterinckx schets de achtergrond van dit rechtsbegrip en analyseert het arrest
Arrest Hof van Cassatie 11 januari 2023
Op 11 januari 2023 oordeelde de Franstalige afdeling van de Tweede Kamer van het Hof van Cassatie:
« En vertu de l’article 132, 5°, du Code pénal social, le maître d’œuvre chargé de l’exécution doit veiller à faire respecter les mesures de sécurité et de santé sur le chantier, et à les faire respecter par les sous-traitants, entrepreneurs et indépendants qui interviennent sur celui-ci.
L’article 25 de la loi du 4 août 1996 dispose que le maître d’œuvre chargé de l’exécution est tenu de faire respecter, par tous les sous-traitants associés à la réalisation de l’ouvrage, les mesures arrêtées par le Roi en matière de santé et de sécurité des travailleurs et dont la mise en œuvre incombe aux entrepreneurs concernés par la réalisation de l’ouvrage.
En vue de l’application, notamment, de l’article 25 précité, le maître d’œuvre chargé de l’exécution doit, conformément à l’article 29, écarter le sous-traitant dont il peut savoir qu’il ne respecte pas les obligations imposées par la loi et ses arrêtés d’exécution. L’article 29 impose également au maître d’œuvre, en cas de carence de la part du sous-traitant, de prendre lui-même les mesures nécessaires après avoir mis ce dernier en demeure.
Il résulte de ces dispositions que la loi punit le fait, pour le maître d’œuvre, de méconnaître par sa faute personnelle les dispositions relatives à la santé et la sécurité au travail. La délégation ne saurait abolir la responsabilité pénale encourue par le maître d’œuvre au titre de manquements à des obligations que la loi a entendu mettre personnellement à sa charge. »
Delegatie van bevoegdheden
In een bijdrage in 2022 beschreef en onderstreepte ondergetekende al het belang van een gedegen strafrechtelijk risicobeheer in ondernemingscontext.
Eén van de belangrijke instrumenten daartoe is de in de rechtspraak en rechtsleer ontwikkelde rechtsfiguur van de delegatie van bevoegdheden. De erkenning van die delegatie bestaat in het Belgische recht sinds een arrest van het Hof van Cassatie van 11 januari 1965.[2]
Er is sprake van delegatie van bevoegdheden wanneer een persoon een taak van leiding en toezicht die hem is toevertrouwd, en waarvan de niet-naleving strafrechtelijk wordt beteugeld, aan een andere persoon delegeert. Het voornaamste kenmerk van de delegatie van bevoegdheden in het strafrecht berust in de overdracht van een taak van toezicht of leiding, wat betekent dat de gedelegeerde meer moet zijn dan de louter materiële uitvoerder van een beslissing genomen door diegene die delegeert.
Delegatie van bevoegdheden als zorgvuldigheidsplicht
Zowel de Belgische als de Franse rechtspraak oordeelt geregeld – impliciet dan wel expliciet – dat delegatie in ondernemingen van een belangrijke omvang noodzakelijk is. De consequentie daarvan is dat het ontbreken van een delegatie wordt beschouwd als een onzorgvuldigheid in het strafrechtelijk risicobeheer van de organisatie. Er kan m.a.w. worden aangenomen dat de delegatie van bevoegdheden een zorgvuldigheidsplicht is binnen het raam van het deugdelijke ondernemingsbestuur. Telkens het voor de onderneming en/of de bedrijfsleiding onmogelijk wordt om er zelf steeds voor te zorgen dat de op de onderneming rustende wettelijke verplichtingen worden nageleefd, is het voor hen aangewezen om een deel van hun bevoegdheden te delegeren aan die personen binnen de organisatie die er daadwerkelijk kunnen voor zorgen dat de wet wordt nageleefd.
Het beginsel van de delegatie van bevoegdheden wordt thans in alle deelgebieden van het recht aanvaard (sociaal recht, milieurecht, vennootschapsrecht, transportrecht, enz.). Delegatie kan voor zover een rechtsregel(in zijn ruime betekenis) niet anders bepaalt, en voor zover de delegatie zonder bedrog en zonder fout tot stand komt.
Niet-delegeerbare taken van bedrijfsleiding
Toch moet men opletten met taken die tot de ‘essentie’ van de functie van de delegerende behoren. Zowel in Frankrijk als in België wordt in de rechtspraak en -leer beargumenteerd dat bepaalde taken behoren tot de kerntaken van de bedrijfsleiding en bijgevolg niet delegeerbaar zijn. Het betreft taken die zodanig belangrijk zijn dat men aanneemt dat zij onder het persoonlijke toezicht van de rechtspersoon zelf of dat van de bedrijfsleiding blijven. Dit omvat bijvoorbeeld beslissingen i.v.m. de strategie van de onderneming (bv. fusie, financiële politiek, …) of beslissingen van algemeen beleid van de onderneming (bv. de aanvraag van milieuvergunningen).
Zoals hoger aangestipt mag een rechtsregel de delegatie niet verbieden. Maar zelfs als de wet de potentieel strafrechtelijk verantwoordelijke aanwijst (zgn. wettelijke toerekening), aanvaard(t)(de) de rechtspraak dat de wettelijk aangewezen persoon zich op de delegatie kan (kon) beroepen. Zo werd al aanvaard dat de bestuurders die gezorgd hadden voor de installatie van een adequate boekhouding en de organisatie van voldoende interne controle, niet aansprakelijk konden worden gesteld voor elke onregelmatigheid die zich in deze boekhouding voordeed.[3]Dit heeft als gevolg (pervers effect?) dat als de wettelijke toerekening de gedelegeerde niet viseert én de delegerende kan aantonen dat hij geen schuld heeft aan de tekortkomingen van de gedelegeerde, het gepleegde misdrijf ongestraft kon blijven. Dit onbestraft blijven moet echter wel worden genuanceerd in die zin dat de gedelegeerde de facto (autonomie van het strafrecht) de vereiste wettelijke kwalificatie vervult, bijvoorbeeld van werkgever, aangestelde of lasthebber in het sociaal strafrecht.
Slaat het Hof van Cassatie een nieuwe weg in?
Het Hof van Cassatie lijkt nu in het arrest van 11 januari 2023 op dit punt de teugels strakker aan te trekken waar het oordeelt dat een delegatie aan een onderaannemer geen effect zal hebben voor het miskennen van wettelijke verplichtingen (inbreuken) door die gedelegeerde, als de wet specifiek aan de delegerende (in dit geval de bouwdirectie) de naleving van die verplichtingen heeft opgelegd.
De onderliggende feiten gingen over de miskenning van bepaalde wettelijke verplichtingen die de wet toerekent aan een bouwdirectie. Het Hof van Cassatie benadrukte dat die bouwdirectie haar strafrechtelijke verantwoordelijkheid niet kan vermijden door een delegatie van die bevoegdheden aan de onderaannemer.
Niettemin moet men toch enigszins voorzichtig zijn met de beoordeling van de draagwijdte van dit arrest. Het arrest heeft immers betrekking op een delegatie van bevoegdheden aan een derde, m.a.w. buiten de samenwerkingsrelatie binnen dezelfde onderneming. In Frankrijk oordeelde de rechtspraak al altijd dat de delegatie steeds te beschouwen is als een modaliteit van dergelijke relatie, en dat delegatie aan een derde vreemd aan de onderneming(sgroep) niet mogelijk is.[4] Uit de Belgische rechtspraak bleek echter dat de delegatie ook een modaliteit kon zijn van een andere overeenkomst, bijvoorbeeld een lastgeving, een huurovereenkomst[5] of een dienstverleningsovereenkomst gesloten met een sociaal secretariaat.[6]
Afwachten nu of het cassatiearrest van 11 januari 2023 de nieuwe ‘norm’ wordt die enkel nog een delegatie van bevoegdheden toelaat als modaliteit van een samenwerkingsovereenkomst binnen één en dezelfde onderneming of groep.
Patrick Waeterinckx, Advocaat balies Antwerpen en Gent, Praktijklector strafprocesrecht VUB en geregistreerd fraude-auditor.
Bronnen
Voor een uitgebreide studie i.v.m. de delegatie van bevoegdheden:
VERHAERT, I. en WAETERINCKX, P., “Strafrechtelijke verantwoordelijkheid, een beheersbaar ondernemingsrisico? De delegatie in het strafrecht”, RW 2001-02, 1009-1026.
WAETERINCKX, P., “La responsabilité pénale, un risque maîtrisable pour l’entreprise ? La délégation en droit pénal”, Rev. dr. pén. 2003, 425-473.
ROGER-FRANCE, E., “La délégation de pouvoirs en droit pénal”, JT 2000, 257-263.
SPREUTELS, J., ROGGEN, F. en ROGER-FRANCE, E., COLLIN, J.-P., Droit pénal des affaires, Brussel, Larcier, 2021,189-209 ; WAETERINCKX, P., Strafrechtelijke verantwoordelijkeid in het ondernemingsstrafrecht. Een te begrijpen en een te beheersen risico, Leuven, LeA-uitgevers, 2023, 183-224.

Referenties
[1] Cass. 11 januari 2023, P.22.1275.F, ECLI:BE:CASS:2023:ARR.20230111.2F.4, Dr.pén.entr. 2023/3, 223.
[2] “(…) l’arrêt constate d’une part, explicitement, que le demandeur était l’administrateur chargé de la gestion journalière de la société, autorisé à déléguer ses pouvoirs à tout personnel qu’il jugerait convenir et, d’autre part, implicitement mais clairement, qu’il n’avait pas usé de cette dernière faculté” (Cass. 11 januari 1965, Pas. 1965, I, 458-459).
In Frankrijk werd de delegatie al aanvaard in een arrest van het Franse Hof van Cassatie van 28 juni 1902 (Bull.Crim., nr. 237).
[3] Brussel 23 december 1987, RPS 1988, 53.
[4] Crim. 12 december 1989, nr. 89-82708, www.legifrance.gouv.fr; geciteerd door M. GIACOPELLI-MORI, “La délégation de pouvoirs. Vademecum”, www.lesfichiers.previnfo.info/droit/delegation_de_pouvoirs, 20; M. VERON en G. BEAUSSONIE, Droit pénal des affaires, Parijs, Dalloz, 2022, nr. 889.
[5] Corr. Gent 17 juni 1993, TGR 1993 (4), 152-153.
[6] Arbeidshof Luik 19 oktober 1989, JTT 1990, 342.

Deel dit bericht

Terug naar overzicht